Spaanse druivensoorten

Autochtone Spaanse druivensoorten

Spaanse wijnen zijn voor het grootste deel afkomstig van autochtone Spaanse druifsoorten die zich optimaal hebben aangepast aan hun "terroir" en daardoor de basis zijn van grootse wijnen. De autochtone druifsoorten Spanje stammen af van de wilde "Vitis Sylvestris". Door menselijke selectie heeft zich hieruit over een periode van vele duizenden jaren een breed scala van druivensoorten in Spanje ontwikkeld, elk met zijn eigen karakteristieken.

Daarnaast wordt ook volop geëxperimenteerd met allochtone Spaanse druifsoorten, waarbij vooral de Petit Verdot veelbelovende resultaten oplevert.

Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw werd grote schade toegebracht aan de Europese wijngaarden door de komst van de Phylloxera, een uit Amerika afkomstige bladluis.In 1876 zette deze plaag ook voet op het Iberisch schiereiland en leidde uiteindelijk tot de verwoesting van vrijwel alle wijngaarden.
Toen bekend werd dat de wortelstokken van bepaalde Amerikaanse druivensoorten niet gevoelig waren voor deze bladluis, ging men er op grote schaal toe over om autochtone Spaanse druifsoorten te enten op Amerikaanse onderstammen, waardoor moeizaam de daarvoor florerende wijnbouw weer op gang kon komen.

Toegelaten druivensoorten in Spanje

In totaal worden in Spanje 198 druifsoorten toegelaten, waarvan de belangrijkste zijn: Airen, Albarino, Bobal, Garnacha, Graciano, Macabeo (= Viura), Mazuelo (= Carinena), Mencia, Monastrell, Pardina, Parellada, Tempranillo, Verdejo en Xarel.lo. De meest gebruikte blauwe druif is Tempranillo en de meest gebruikte witte druif Airen. 

In de kolom links vindt u een overzicht met beschrijvingen van de meest voorkomende druifsoorten in Spanje.